Een van de helden die de Formule 1 in de jaren ’80 kleur gaven, is helaas vandaag overleden.
De jaren ’80 worden door velen toch gezien als hoogtijdagen, wellicht zelfs dé hoogtijdagen van de Formule 1. Het was de tijd van de turbomotoren, waarvan de vermogens zo hoog waren dat rollenbanken het niet konden meten. Benzine werd verrijkt met tolueen om er nog wat extra uit te peuren. De auto’s waren monsters die überhaupt alleen door ervaren rotten met snorren bestuurd konden worden, laat staan als dat snel moest gebeuren. En Bernie Ecclestone bracht het circus voor het eerst allemaal (min of meer) ordentelijk bij elkaar en in beeld.
De absolute hoofdrolspelers in die tijd kennen we allemaal. Alain Prost, Gilles Villeneuve, Keke Rosberg, Nelson Piquet, Nigel Mansell, Niki Lauda, Ayrton Senna…het is nogal een rijtje namen. Wellicht is Patrick Tambay net iets minder bekend. Maar de carrière van de beste man mag er desalniettemin zijn. En daar hij vandaag helaas overleden is, resteert het ons om een kleine ode te brengen aan het oeuvre van de tweevoudig Grand Prix winnaar. Patrick Tambay werd 73 jaar en leed al enkele tijd aan diabetes en Parkinson.
Succes in Formule 2
Fransman Tambay werd geboren in Parijs in 1949. Niet geheel verrassend gingen zijn eerste stappen in de serieuze autosport dan ook gepaard met steun van eigen grond, in het Europese kampioenschap Formule 2. Tambay kwam in 1974 uit voor Écurie Elf, dat vernoemd was naar de gelijknamige bekende Franse petroleumgigant. Hij werd dat jaar zevende in het kampioenschap, maar deed ervaring op die hem in de jaren erna (voor andere teams) respectievelijk de tweede en derde plek in de eindstand opleverden.
Entree in F1 gepaard met succes in Amerika
Je zou zeggen dat dit goed genoeg moet zijn voor een entree in de Formule 1. En dat was ook zo. Maar het was niet direct instappen bij een topteam en gooaan. Tambay, inmiddels tegen de 30, kwam terecht bij Theodore Racing, het team van Teddy Yip. De Fransman deed in 1977 de laatste negen races van het seizoen en scoorde daarin drie keer punten. Bovendien was er succes in ‘Murica. Daar won Patrick het spectaculaire Can Am kampioenschap voor het team van Haas. Het ging daarbij niet om het huidige team van Haas, maar het team van Carl Haas, waar Tambay ook zijn laatste F1 jaar zou afwerken.
Periode bij McLaren wordt deceptie
Maar we lopen enigszins vooruit op de zaken. De goede resultaten van 1977, leverden Tambay in 1978 namelijk een overgang op naar McLaren. Dat team was in 1976 nog kampioen geworden met James Hunt en had volle steun van Marlboro. Echter was McLaren in 1978 niet bepaald goed genoeg om aanspraak te maken op het kampioenschap.
Hunt reed nog bij het team als vaste coureur. Hij haalde slechts een keer het podium en in totaal acht punten. Tambay deelde het tweede stoeltje met Bruno Giacomelli, die vijf van de zestien races dat jaar voor zijn rekening nam. Ondanks het missen van deze vijf races, haalde Tambay zonder op te vallen op consistentie ook acht punten. Giacomelli haalde zero points. Daarmee was McLaren slechts achtste van dertien teams in de WK eindstand…
Ook in 1979 kwam Tambay weer uit voor McLaren, nu naast John Watson. Dit jaar deed hij alle races, maar dat leidde niet tot meer succes. Het hielp waarschijnlijk niet dat McLaren dat jaar maar liefst vijf verschillende auto’s aan de start bracht. Te weten de M26, de M28, de M28B, de M28C en uiteindelijk de M29.
Een groter probleem voor Tambay was echter dat zijn nieuwe teammaat wel een keer op het podium stond en daarnaast regelmatig een puntje wist te sprokkelen. Dit terwijl Patrick dat in 1979 in het geheel niet lukte.
Terug naar Amerika
Het was voor Tambay een knik in zijn carrière, maar uiteindelijk niet dé knik. De Fransman keerde terug naar Amerika, waar hij in 1980 prompt weer kampioen werd in de Can Am klasse voor het team van Carl Haas. Hoewel hij dat jaar geen Formule 1 reed, opende dit succes de deur voor de tweede ronde in de koningsklasse vanaf 1981.
Nieuw begin in vertrouwde omgeving
Opnieuw bij Theodore begon Tambay zijn tweede F1 carrière. En opnieuw duurde de verbintenis maar een half jaartje. Waar de man uit Parijs in 1977 de laatste negen races van het kampioenschap reed voor Yip, waren het nu de eerste zeven races. Daarna werd hij namelijk opgepikt door het team van Ligier. Hij werd daar de opvolger van twee Jean-Pierre’s, namelijk Jarier en Jabouille. Meer punten dan deze JP’s haalde hij echter niet. Minder ook niet, maar dat kon ook niet…
Tragedie mondt wrang uit in derde kans
Het leek misschien wel het definitieve einde van de F1 loopbaan van Tambay. Echter tragedie zorgde voor een andere wending. Het F1 seizoen van 1982 moest het jaar van de terugkeer aan de top van Ferrari worden. Echter het werd een horror-verhaal, zoals de meeste F1 kenners wel weten. Boezemvrienden Gilles Villeneuve en Didier Pironi raakten in onmin, toen beiden elkaar toch de loef af wilden steken.
Beiden beleefden uiteindelijk een griezelig op elkaar lijkende crash. Villeneuve kostte dat direct het leven, Pironi met enige vertraging in feite ook. De Fransman verloor een groot deel van de functionaliteit van zijn benen, reed nooit meer een F1 wedstrijd en kwam enkele jaren later om bij een bootrace.
Het extreem wrange feit is echter dat Ferrari op een gegeven moment toch ook weer andere coureurs nodig had. Tambay werd een van die coureurs. Vanaf de Grand Prix van Nederland mocht hij invallen voor Villeneuve. Volgens sommigen had Jan Lammers eigenlijk de voorkeur, maar hij blesseerde zichzelf in Monaco, dus liep het anders af.
Twee keer winst
Voor Tambay was het mentaal ongetwijfeld zwaar om Ferrari door die periode te loodsen. Sportief was het, wellicht ironisch genoeg, wel een soort doorbraak voor Patrick. In zijn tweede race voor team rood pakte hij zijn eerste podium, in zijn derde race zijn eerste zege. Mede door deze punten, werd Ferrari dat jaar alsnog kampioen in het WK voor constructeurs. Nu was 1982 sowieso een beetje een gek jaar voor dit kampioenschap, maar dat is eigenlijk een ander verhaal.
In 1983 reed Tambay het hele jaar voor Ferrari, nu met René Arnoux naast hem in de auto. Op Imola scoorde hij tot vreugde van de Tifosi zijn tweede zege. Naarmate het jaar vorderde, moest hij echter vaker Arnoux voor zich laten. De laatste scoorde drie zeges en twee tweede plekken in de laatste seizoenshelft. Met de 49 punten van Arnoux en de 40 punten van Tambay was Ferrari wel weer kampioen in het WK voor constructeurs, maar Tambay moest in 1984 plaats maken voor Michele Alboreto.
Afbouwen bij Renault en Haas
De inmiddels langzaam richting de 40 kruipende Tambay werd echter opgepikt door het fabrieksteam van Renault. De Franse connectie was er dus nog. Renault zat verlegen om een landgenoot, daar het Alain Prost zag vertrekken naar McLaren. Bij Renault werd Tambay twee jaar lang vergezeld door Derek Warwick. Het eerste jaar werd hij verslagen door de Brit, het tweede jaar deed hij het omgekeerde. In totaal kwamen er nog drie podia bij, maar geen overwinningen meer.
Tenslotte was er in 1986 dan nog een encore, bij het team van Carl Haas. Dit team waar Tambay zo succesvol voor was in Amerika, kwam nu de Formule 1 bestormen. De dromen waren traditioneel Amerikaans groot. Er zou veel sponsorgeld zijn en fabrieksteun van Ford. Na het gedeelde succes in de Can Am, was Tambay voor Carl Haas de ideale coureur om niemand minder dan Alan Jones te flankeren. Want je leest het goed, Haas was er zelfs in geslaagd de kampioen van 1980 te verleiden een comeback te maken.
Het werd echter niks. Jones werd een keer vierde en een keer zesde. Tambay een keer vijfde. Dat was het dan voor wat betreft de posities die destijds punten opleverden. Eenmalig invaller Eddie Cheever viel uit voor eigen publiek in Amerika. Na een jaar hadden de sleutelfiguren bij het team, inclusief Jones en teameigenaar Haas, genoeg gezien. Zij vertrokken meteen weer uit de koningsklasse. Ook voor Tambay betekende dit het definitieve einde van de F1 loopbaan.
Één keer Le Mans met onze Jan
Enkele jaren nadien dook Tambay nog een keer op in een hele serieuze race, namelijk de 24 uur van Le Mans. In 1989 was hij teamgenoot van Jan Lammers, de man die dus bijna in 1982 dat zitje bij Ferrari had gekregen waar Tambay uiteindelijk in terechtkwam. Helaas voor Tambay, werd het succes dat Jan een jaar eerder met de Silk Cut Jaguar beleefde, niet herhaald. Het duo werd samen met derde rijder Andrew Gilbert-Scott dat jaar vierde.
Racegenen blijven racegenen
Dat het racebloed kruipt waar het niet gaan kan, bewees Tambay in 2005 en 2006, toen hij uitkwam in het Grand Prix Masters kampioenschap. Het was een ideetje voor een raceserie waarin oude helden uit konden komen. Dat je er nooit van gehoord hebt komt omdat het, net als die serie waarbij voetbalteams opeens raceteams waren, nooit echt van de grond is gekomen.
Wel dook zoon Adrien Tambay nog enkele jaren op in klasses als de AutoGP en enkele races in de GP3 en World Series by Renault. De resultaten waren zeker niet onverdienstelijk, maar een echte push om de formule klasses te bestormen is er niet geweest.
Uiteindelijk kwam junior toch goed terecht, bij Audi in het DTM. Daar scoorde hij jarenlang regelmatig punten en pakte hij drie keer een podium. Meest recent heeft Adrien een klinkend succes behaald in het ETCR. In deze raceklasse voor elektrische auto’s werd Tambay namelijk kampioen. Hij bleef daarbij mannen als Mattias Ekstrom, Tom Blomqvist, Jordi Gene en Bruno Spengler voor. Niet slecht.
Hem en de andere Tambays en aanverwanten, delen wij ons medeleven mee.
porker zegt
Thanks mooi verhaal voor op de zondag. Inderdaad wat een helden waren dat. Luister maar op Beyond the grid, daar komen een aantal van zijn collega’s aan het woord.