Don’t call it a comeback!
Afgelopen week kwam het bericht naar buiten dat Fernando Alonso volgend jaar een comeback zal maken in de Formule 1. De wenkbrauw zal aan de start komen voor het team van Renault. Het is een gevalletje ‘we can’t go back in time, but we can go back in space‘ voor ALO. Renault is immers een bekende omgeving voor de Spanjaard. Alonso beleefde zijn grootste successen als coureur van La Régie en keerde vervolgens na een kort en tumultueus intermezzo bij McLaren al eerder terug bij de Franse renstal.
Dit wordt dus de derde go around voor de man die de ’40’ met rasse schreden ziet naderen en dat na twee tussenjaren buiten de F1. Kan zoiets een succes worden? We nemen maar eens een frisse duik in de geschiedenis van de F1, om naar resultaten uit het verleden te kijken teneinde de toekomst te voorspellen. Een bloemlezing.
Comebacks, een begrip met veel variatie
Tsja, als we naar comebacks kijken, moeten we natuurlijk eerst even onderzoeken wat je een comeback kan noemen. De lengte van de tussenliggende periode kan bijvoorbeeld nogal verschillen, evenals de reden voor het aanvankelijke vertrek. Die laatste kan bijvoorbeeld aan de werkgever(s) liggen, die (even) geen vertrouwen meer in de kwaliteiten van een coureur hebben. Het kan ook de coureur zelf zijn die denkt dat ‘ie klaar is voor de Geraniums, maar dat hij (of zijn vrouw) daar al snel spijt van krijgt.
Omdat racen niet honderd procent veilig is, kan het ook aan een blessure liggen. Dat is natuurlijk het ergste. Los van de gedwongen knik in een carrière, is het dan namelijk ook opeens de vraag of een coureur op en naast de baan weer de oude wordt. Bekende voorbeelden zijn Robert Kubica, Felipe Massa, Michael Schumacher (1999), Karl Wendlinger en Niki Lauda (1976). We kunnen wel zeggen dat van dit vijftal alleen Lauda en Schuey uiteindelijk weer hun niveau konden halen. De anderen keerden weliswaar terug (een prestatie op zich) maar waren toch wat snelheid verloren. Omdat Alonso gelukkig niet met dit bijltje hakt, kijken we echter naar comebacks zonder blessureleed.
Geslaagd: Mario Andretti
In het verleden slaagden drie coureurs erin kampioen te worden nadat ze er minimaal een jaar tussenuit waren geweest. In chronologische volgorde heten zij Mario Andretti, Niki Lauda en Alain Prost. Andretti is daarbij een apart verhaal. De Italiaanse Amerikaan racete in het begin van zijn carrière in alles wat los en vast zat. USAC, IndyCar, NASCAR, Le Mans en dus ook Formule 1. Zijn eerste F1 races deed Andretti in 1968 voor Gold Leaf Team Lotus. Ook in de jaren daarna kwam Mario regelmatig aan de start, hoewel hij nooit een heel seizoen deed.
In 1973 ging de vader van Michael en opa van Marco echter helemaal niet van start in een F1 race. Pas in de laatste twee races van 1974 kwam hij terug voor het team van Parnelli Jones, waarvoor hij ook uitkwam in de Indy 500 en het USAC Championship Car kampioenschap. Pas in 1977 deed Andretti zijn eerste volledige F1 seizoen voor Team Lotus. Een jaar later werd hij kampioen. Na het seizoen van 1981 was de fulltime F1 carrière van Mario alweer voorbij, hoewel hij aan het einde van 1982 nog wel een comeback maakte voor Ferrari.
Na de tragische gebeurtenissen van dat jaar bij de Scuderia pakte Andretti pardoes de pole position in de 126C2 voor de race in Monza. In die race werd hij derde. Het had een mooi eind van een F1 loopbaan kunnen zijn of het opstapje voor nog een succesvolle comeback. Helaas viel Andretti bij de volgende race in Las Vegas uit en was dat het echte einde van zijn F1 carrière.
Geslaagd: Niki Lauda
Denkt men aan Niki Lauda’s loopbaan, dan komt waarschijnlijk in eerste instantie het inferno op de Nürburgring naar boven. Zoals hierboven al is vermeld, maakte de Oostenrijker daarna een bizar knappe (en snelle) comeback. De comeback was zelfs zo snel dat Ferrari in verlegenheid werd gebracht. Zij hadden Carlos Reutemann al aangetrokken als beoogd vervanger. In plaats daarvan miste Lauda de titel van 1976 op een haar na en werd hij in 1977 voor de tweede maal kampioen. Maar Niki maakte later nóg een comeback. Dit keer eentje van het soort dat Alonso op het oog heeft.
Aan het einde van het seizoen van 1979 had Lauda genoeg gezien van de F1, dacht hij. Hij reed op dat moment voor het team van Brabham met gematigd succes (onder andere met de fan car). Lauda had echter zijn zinnen gezet op het opzetten van zijn eigen luchtvaartmaatschappij en wilde daar al zijn tijd aan besteden. Een mooi doel.
Na twee jaar buiten de F1 kwam Lauda echter toch weer terug in de F1 als rijder van het team van McLaren. Hij kon het extra geld wel gebruiken voor zijn business. En misschien miste hij het rijden ook wel. Lauda had weinig tijd nodig om te wennen. Al bij zijn derde race terug ging hij als eerste over de finish. Dat jaar won hij ook de Britse Grand Prix.
In 1984 werd het titelduel een tweestrijd tussen de twee McLaren coureurs. Teammaat van Niki was nu niet meer veteraan John Watson maar de jonge en snelle Alian Prost. Op consistentie wist Lauda de strijd in zijn voordeel te beslechten, met een half puntje verschil. Het was zijn derde titel. Een jaar later was het beste er duidelijk wel af, hoewel Niki nog wel won in zijn geliefde Zandvoort. Hij is daarmee nog steeds de laatste winnaar van de Nederlandse Grand Prix.
Geslaagd: Alain Prost
We noemden ‘m al even in het verhaal over Lauda hierboven. Alain Prost heeft waarschijnlijk veel geleerd van zijn ervaren teammaat gedurende hun periode bij McLaren. Prost begon zijn carrière als de nieuwe snelle jonge hond, maar werd later Le Professeur. Als koele rekenaar ging Prost voor het resultaat dat hij nodig had, in plaats van voor het risico dat hij niet hoefde te nemen. Alonso had ook al een beetje die stijl in 2005 en 2006.
Na de hete strijd met Senna bij McLaren in 1988 en 1989, koos Prost in 1990 voor Ferrari. Hij werd daar teammaat van Mansell. Af en toe had hij wat te duchten van de Brit, maar meestal was Prost de snellere en sowieso de meer consistente coureur. Hij deed dan ook tot laat in het seizoen mee om de titel. We weten echter allemaal hoe het afliep in Suzuka.
Prost moet gedacht hebben dat hij een goede kans zou maken in 1991. Maar het werd een teleurstellend jaar met de 642 en 643. Prost haalde vijf podia, maar zag zijn oude rivaal Senna en oude teammaat Mansell de meeste races winnen in de McLaren respectievelijk Williams. Volgens de overlevering vergeleek Prost de F1 auto’s van Ferrari dientengevolge als een ’truck’. Prost claimde later dat hij slechts bedoelde te zeggen dat de auto’s (zwaar) stuurden als een truck. Hoe dan ook stuurde Ferrari hem met nog een race te gaan in het seizoen verontwaardigd de laan uit.
In 1992 stond Prost zodoende het hele jaar aan de kant. Niet erg, want tenzij hij in een Williams had gezeten, was er toch niet veel eer te behalen geweest. Op de achtergrond werkte de Fransman aan een deal met Frank Williams om terug te keren in 1993. Zijn belangrijkste voorwaarde: niet nogmaals teammaat worden van Senna. De deal vond doorgang en Prost werd vrij makkelijk kampioen in 1993, hoewel hij later aangaf niet veel plezier te beleven aan het rijden met de technisch zeer geavanceerde Williams. In de tweede helft van het seizoen gaf Frank Williams te kennen alsnog Senna te willen halen voor 1994. Prost nam daarop definitief afscheid van de sport, als coureur tenminste.
Soort van geslaagd: Nigel Mansell
Old Nige was op zijn dag onverslaanbaar, maar ook een beetje een onbehouwen dramakoning. Mansell gaf tijdens het seizoen van 1990, rijdend voor Ferrari, al aan dat het zijn laatste jaar in de F1 zou worden. Toen Williams hem echter weer een contract aanbood, tekende hij dat gewoon. Zo werd de eerste F1 comeback voor Nigel geen echte comeback. In 1993 koos Nigel echter als regerend kampioen de overstap te maken naar Amerika. Williams had Prost aangetrokken, mocht van Prost Senna niet aantrekken en Nigel mocht soort van blijven als hij wilde. Dat was zijn eer te na.
In 1993 owneerde Mansell in de Amerikaanse CART serie en werd hij meteen kampioen, hoewel de Indy 500 niks werd. In 1994 ging het echter een stuk minder in Amerika. Voor de laatste drie races van het jaar keerde Nigel toch weer terug in de F1 bij Williams, waarvoor hij ook al in de Franse Grand Prix was uitgekomen dat jaar. Hij won zowaar de laatste race in Australië, nadat Schumacher helemaal per ongeluk tegen Hill aanreed.
In 1995 bleek echter op pijnlijke wijze dat er niet meer in het vat zat. Mansell, inmiddels 41 jaar oud, zou dat jaar uitkomen voor McLaren. Hij paste echter aanvankelijk niet in de auto en moest de eerste twee races van het jaar uitzitten. Daarna probeerde hij het wel in een aangepaste auto, maar na twee races was de conclusie duidelijk: wordt niks. Mansells carrière ging zo een beetje sneu ten onder als de bokser die iets te lang doorgaat. Misschien wel passend voor deze eigenwijze vechtjas.
Soort van geslaagd: Kimi Raikkonen
Raikkonen stond aan het begin van de jaren ’00 bekend als het grote nieuwe talent van de F1. Als een komeet schoot de Fin na een jaar in Formule Renaults door naar de F1. Hij kreeg een superlicentie van de FIA die aanvankelijk provisioneel was voor vier races. Kimi toonde echter aan geen moeite met het niveau te hebben.
Misschien heeft Kimi de verwachtingen nooit helemaal kunnen waarmaken, hoewel zijn talent met name op Spa vaak boven kwam drijven en hij op de valreep kampioen werd in 2007 voor Ferrari. De Fin doet alles op talent en in de moderne F1 kan je je afvragen of dat genoeg is op het allerhoogste niveau. Aan het eind van 2009 dacht ook Ferrari dat er beter verkrijgbaar was. Hoewel Kimi nog een contract had voor 2010, trokken ze Alonso aan. Kimi kreeg een enorme bom duiten mee om op te rotten.
Na avontuurtjes in het WRC en de NASCAR, kwam Raikkonen in 2012 terug voor Lotus en liet hij zien dat hij nog steeds wist wat hij moest doen in de F1. Voor Lotus won Raikkonen twee races. Het leverde een belletje van zijn oude werkgever Ferrari op om teamgenoot te worden van -jawel- Fernando Alonso.
Bij Ferrari bleek echter definitief dat de shine er niet meer was zoals voorheen. Alonso vermorzelde de Fin in een grafslechte auto in 2014. Daarna kwam Vettel naar Ferrari en ook de Duitser was Kimi meestal te snel af. Raikkonen won nog wel één race voor Ferrari, de Amerikaanse Grand Prix van 2018. Het moet gek lopen als daar nog meer overwinningen bijkomen.
Had je beter niet kunnen doen: Alan Jones
Ozzie bloke Alan Jones was een soort Nigel Mansell zonder het melodrama. De no-nonsense Australiër was op het juiste moment het lievelingetje van Frank Williams. Frank had namelijk eindelijk zijn zaakjes voor elkaar aan het eind van de jaren ’70. De notoire krabbelaar die altijd moest bedelen om geld en niet bang was hier en daar wat twijfelachtige deals te sluiten had een grote bak Saoedisch geld aangeboord. Dat geld liet zich gelden op het circuit.
In 1979 kon je al zien dat Williams de weg naar de top had ingezet. Alan Jones leek de uitegelezen kadidaat om daarvan te profiteren, maar het was Carlos Reutemann die de eerste overwinning pakte voor het team. Het leek wel een beetje alsof het team daar eigenlijk van baalde, omdat Alan niet degene was die won. Maar Jones won later dat jaar alsnog vier races en werd in 1980 kampioen.
Ook in 1981 won Jonesy nog twee races, maar de warmte van Australië riep zijn naam. Na stukgelopen onderhandelingen met Ferrari en een ijskoude test ergens op een verlaten circuit stapte Jones in het vliegtuig en nam hij een ietwat overhaaste beslissing om zijn helm aan de wilgen te hangen. In 1983 was het echter al tijd voor een kortdurende comeback, met een eenmalig optreden voor Arrows. Het werd niks, maar het was duidelijk dat Jones eigenlijk nog wel wilde racen.
In 1985 belde het team van Beatrice-Haas, dat met Lola en Ford de F1 wilde veroveren vanuit Amerika. Men bood Jones een vorstelijk salaris om de kopman te zijn. Het werd echter een deceptie. Drie races in 1985 leverden evenzoveel uitvalbeurten op. Het hele seizoen van 1986 was niet veel beter: zestien races, elf uitvalbeurten. Slechts twee keer wist Jones puntjes te sprokkelen richting het einde van het seizoen: vierde in Oostenrijk, zesde in Italië. Het seizoen eindigde echter met drie opeenvolgende uitvalbeurten en Jones hield het daarna voor gezien in de F1. Het team van Haas trouwens ook.
Had je beter niet kunnen doen: Luca Badoer
Er zijn meer coureurs die al nooit bij de echte echte toppers hoorden in hun eerste F1 stint, later terugkwamen en wederom niet (altijd) de sterren van de hemel reden. Noem een Tarso Marques, Alex Zanardi, Ricardo Zonta, Pedro de la Rosa, Alexander Wurz en -oh no he didn’t- Jos Verstappen en Jan Lammers. Maar ja, was het in die gevallen slecht om terug te keren? Neen, want voor hetzelfde geld heb je eindelijk net even die lekkere auto of die toprace en volgt alsnog de doorbraak. Jos had best een podium kunnen pakken in Monaco ’96, Spa ’98 of Brazilië ’03, om maar wat te noemen. Plus, afbreukrisico is er ook niet echt. Althans, dat zou je denken.
Toch kan ook voor een ‘also-ran’ een comeback een slecht idee zijn op sportief vlak. Luca Badoer was in de jaren ’90 een Italiaans talent die in 1992 F3000 kampioen werd. Vervolgens deed hij wat jaren F1 voor extreem slechte teams in zeer matige auto’s. In 1996 ging het Forti team failliet en zat Badoer zonder F1 zitje. In 1999 kwam hij nog een keer terug voor Minardi en was hij eindelijk op weg naar punten in de Grand Prix op de Nürburgring toen de auto uitviel. Badoer viel huilend uit en een carrière zonder punten leek definitief zijn deel.
Niet getreurd, want Badoer werd vervolgens een gerespecteerd testcoureur voor Ferrari. Zo gerespecteerd, dat hij negen jaar en negen maanden na zijn laatste GP zelfs de kans kreeg voor Ferrari races te rijden, als vervanger voor de geblesseerde Massa. De kans alsnog punten op het scorebord te zetten werd echter een ongekend debacle. Badoer was op Spa de enige coureur die niet volgas ging door Eau Rouge.
Het contrast met Kimi was te groot, want de Fin pakte in Spa juist zijn enige overwinning van het jaar in de matige Ferrari F60. Voor Engelstalige grapneuzen was het reden voldoende om Luca Badoers naam uit te spreken als ‘look how bad you are’. Ouch. Ook Luca’s dienstbetrekking bij Ferrari was na het seizoen over. Gelukkig had de Italiaan zelf geen spijt. Alleen het feit dat hij slechts twee races had kunnen doen in de F60 vond hij jammer.
Had je beter niet kunnen doen: Michael Schumacher
De Rekordmeister maakte nadat hij in 2006 nog bijna kampioen was geworden verrassend plaats voor Raikkonen bij Ferrari in 2007. Het is nooit helemaal duidelijk geworden van wie deze beslissing uitging. Hoe dan ook wilde Ferrari Schumacher naar verluidt terug in 2009 nadat Felipe Massa zijn horrorcrash had. Schumacher was zelf echter nog herstellende van een val met een motor en zei vriendelijk ‘neen’ tegen de uitnodiging.
In 2010 keerde Shuey echter alsnog terug in de F1, alleen dan voor Mercedes, wat stiekem het regerend kampioensteam was van Brawn GP. Hij werd teammaat van Rosberg. De verwachtingen waren heel hoog gespannen. Het werd echter een deceptie voor MSC. De Mercedes was meer een degelijke middenvelder dan een racewinnaar. Tot overmaat van ramp was Rosberg meestal sneller dan zijn oudere collega.
In drie jaar bij Mercedes wist Schumacher nog één keer het podium te halen. Het had anders kunnen zijn als hij zijn pole in Monaco had mogen houden. Dat had de comeback in een klap nog wat glans kunnen geven. Doch dat buitenkansje ging destijds verloren door een gridstraf. Al met al was de periode bij Mercedes misschien niet super slecht, maar Schuey-waardig was ‘ie ook niet. Dat de extra drie jaar wat mystiek wegnamen van Schumachers carrière en onaantastbaarheid is duidelijk.
Bonus had je beter niet kunnen doen: Jan Lammers
Jan Lammers heeft nog altijd een F1 record op zijn naam staan. Hij is namelijk de coureur die de langste periode heeft zitten tussen twee opeenvolgende races. Na de Grand Prix van Nederland in 1982 zat het jonge talent ruim tien jaar (10 jaar, 3 maanden en 22 dagen) en 168 F1 races uit voor zijn volgende race: de Grand Prix van Japan in 1992. Uiteraard deed Jan wel wat andere dingen in de tussenliggende periode, zoals racen in Amerika en Le Mans winnen.
Bij de race in Japan was Lammers ondanks zijn korte pauze nog ‘maar’ 36 jaar oud en de Nederlander was vastbesloten nog een mooi staartje aan zijn F1 carrière te breien. Hij had al een contract op zak voor 1993. Helaas zat Jan net als in zijn eerste F1 periode wederom bij een financieel noodlijdend team. March had voor 1993 niet genoeg geld voor motoren.
Naar verluidt heeft Jan destijds zelf nog geld naar het team gebracht, maar het mocht niet baten. Een van de schuldeisers van het team is er met Jans cash vandoor gegaan en daarmee was de droom voorbij. Ouch. Toch zal Jan vandaag de dag zeggen dat hij geen spijt heeft. Hij heeft het in ieder geval nog een keer geprobeerd. En op een andere manier dan hij zelf waarschijnlijk voor ogen had, staat hij toch in het geschiedenisboek van de F1. Totdat Gaston Mazzacane zijn comeback aankondigt tenminste.
Comeback Resumé
Een succesvolle comeback maken, het kán dus wel in de F1. Zelfs als je al richting de 40 gaat. Wij geven Alonso wel een klein kansje om er wat van te maken. Hij was altijd natuurlijk snel, maar pure snelheid was tegelijkertijd niet zijn sterkste punt. Berekenend rijden en de auto op een of andere manier altijd naar het maximaal haalbare resultaat slepen, dat was Alonso’s kunstje. Een beetje zoals Lauda in 1984 deed en in mindere mate Prost in 1993.
Maar ja, de auto moet natuurlijk wel goed genoeg zijn. Dat zal voor Renault dan in 2022 moeten gebeuren, want het gat dichten in 2021 lijkt onmogelijk. En in het begin van het seizoen van 2022 zal Alonso al 41 jaar oud zijn. Alles moet dus op zijn plek vallen om het droomresultaat te halen. Maar ach, misschien zijn in ieder geval wat podia mogelijk of zelfs nog een overwinning. Of wordt het hélemaal niks? Laat het weten, in de comments!
ericd zegt
Hm, met alle tegenslag vandaag de dag, met inbegrip van de regen in Oostenrijk, lijkt F1 zelf toe aan een comeback.
gitaarknul zegt
Gaaf stuk, leuk stuk historie
Dizono zegt
Mooi stuk. Nooit een groot fan geweest van Alonso, maar volgens mij leeft hij voor het racen. Da’s altijd een +1. Net als voor Jaap dus!
joshua85 zegt
Het is schumi! Niet shuey dat doet Daniel ricardo op het podium
jaapiyo zegt
De Britten noemden ‘m ook wel Shuey.
maferick74 zegt
@jaapiyo: er is ook een baby bij family guy, die heet Stewi
Robert zegt
Die comeback van Schumacher kwam net te vroeg. Of de hybride auto’s net te laat, zo je wilt. Ik vermoed echter wel dat de input van Schumacher aardig heeft bijgedragen aan de ontwikkeling en dominantie van de renstal die dit team tot de dag van vandaag nog bezit.
maferick74 zegt
@RRRobert: waarop baseer je dat eigenlijk? Zou Ferrari dan nu ook nog de input gebruiken van Schumacher? En het team wat vroeger Jordan was?
karaya zegt
@RRRobert
Het ontwikkelen van racewagens was niet Schumacher’s sterkste punt. Zie het interview met Irvine van F1 Legends. Sowieso het bekijken waard.
Ferrari haalde Massa omdat hij wel goede input gaf bij het ontwikkelen van de auto.