De Mini Cooper is al eenenzestig jaar een waar icoon.
Als er één auto is die zijn stempel heeft gedrukt op de automobiel, dan is het de Mini wel. De Mini is namelijk de basis voor een groot gedeelte van de auto’s zoals wij deze vandaag de dag kennen.
Inhoudsopgave
Sir Alec Issigonis
Het begint natuurlijk met Sir Alec Issigonis. Hij ontwierp de Mini in de jaren ’50. Het bijzondere aan de auto was het feit dat de auto erg compact was, maar ook vrij veel ruimte bood. De ‘packaging’ was namelijk meer dan uitstekend. Dat had vooral te maken met de lay-out van de auto.
Veel auto’s, ook kleine modellen, waren toentertijd nog voorzien van achterwielaandrijving. Dat was een beetje onder het motto ‘zo hebben we het altijd al gedaan’. Issigonis bedacht een lay-out die veel logischer was: namelijk de motor overdwars in combinatie met voorwielaandrijving. Hierdoor was alles achter de achterwielen geschikt voor ruimte voor de inzittenden.
Dankzij voorwielaandrijving heb je geen last van cardantunnels die naar achterlopen en kan het motorcompartiment ook een stuk korter zijn. Er is geen motor en transmissie die in de lengte moet passen.
Originele Mini
De originele Mini werd in 1959 geïntroduceerd. In totaal werd dit model zeven keer opgewaardeerd. Ook werd de auto verkocht onder meerdere badges, waaronder Austin, Morris, Riley en Wolseley. Mini was toen nog geen merk. Naast een tweedeurs (de achterklep was geen derde deur) verscheen er een stationwagon-, bestelwagen- en pick-up-versie.
Mini Cooper-versies
De leukste varianten zijn natuurlijk de Cooper-modellen. Daarvoor was een goede vriend van Alex Issigonis verantwoordelijk: John Cooper. Deze nam de motoren onder handen en verhoogde het vermogen naar 55 pk. Standaard was het 34 pk, dus je voelde wel degelijk een verschil. Voor een betere acceleratie werden de verhoudingen van de versnellingsbak iets ingekort.
Om op tijd te stoppen waren er remschijven gemonteerd in plaats van trommeltjes. Een nog krachtiger uitvoering, de Mini Cooper S, arriveerde in 1963. Deze had geen 1.0 maar 1.3 motortje onder de kap. De auto’s waren zeer succesvol in de motorsport, vanwege het lage gewicht en de uitstekende handling kon de Mini zich vaak meten met veel sterkere auto’s.
Rover
Na verloop van tijd brokkelde het speciale er wat van af en werd de Cooper meer een soort ‘uitrustingsniveau’ dan echt een snelle uitvoering. In de jaren ’90 werd de auto onder de Rover vlag verkocht. Tegen die tijd was de auto hopeloos verouderd, maar kon de auto nog altijd rekenen op veel interesse, ondanks het gepeperde prijskaartje.
BMW
In de tussentijd was partner BMW (dat gefuseerd was met Rover in de jaren ’90) bezig met het ontwikkelen van een opvolger. Aanvankelijk was het idee om er weer een betaalbare, kleine en slimme auto van te maken. Dat ging niet door. BMW was ervan overtuigd dat juist een premium hatchback met retro-styling succesvol zou kunnen zijn. Rond de millenniumwisseling gingen BMW en Rover van elkaar scheiden: Land Rover werd verkocht aan Ford en BMW hield zelf Mini. Uiteindelijk zou blijken dat dit een gouden zet was. Rover ging sindsdien nog verder bergafwaarts, terwijl Mini enorm floreerde onder de vleugels van BMW.
Eerste generatie Mini Cooper (R50)
Aan het einde van 2000 werd de auto geïntroduceerd. In eerste instantie als Mini Cooper (met 115 pk) en Mini One (90 pk). De motortjes waren van origine Chrysler-blokjes. Het bijzonder was de styling van Frank Stephenson: de Mini was een hoedtik naar het origineel, zonder een directe kopie te zijn. Bijzonder knap.
Het hoogtepunt was echter het chassis, de Mini was namelijk een bijzonder leuke auto om te rijden. Net als het origineel reageerde alles zeer direct, waardoor je betrokken was bij het rijden. Vanwege de lage zit leek alles sneller te gaan. In de Mini Cooper S met 163 pk ging het ook daadwerkelijk sneller. Deze uitvoering was voorzien van de 1,6 meter, maar dan met mechanische compressor. Bij Mini kon je deze laten opkrikken tot 210 pk. In 2004 werd de Mini Cooper gefacelift. Pas vanaf dat moment werd de Mini Cabrio leverbaar.
Tweede generatie Mini Cooper (R56)
De tweede generatie Mini gaf aan hoe goed het eerste model in de smaak viel. Het model was namelijk bijna identiek. Elk paneel was echter anders, maar van een afstandje moest zelfs een kenner even twee of drie keer kijken of het de oude of nieuwe betreft. De motoren kwamen nu niet bij Chrysler vandaan, maar werden door BMW in samenwerking met PSA gebouwd.
De 1.4 en 1.6 viercilinders konden van 75 tot 218 pk leveren. Mini ging het assortiment behoorlijk uitbreiden met een Clubman (station), Coupé én Roadster. Uiteraard keerde de Cabriolet terug. In 2010 werd de tweede Mini wederom gefacelift en wederom was het verschil nauwelijks te zien. De John Cooper Works GP was de feestelijke uitsmijter.
Derde generatie Mini Cooper (F56)
De derde generatie (F56) verscheen in 2014. Ditmaal kon je wel duidelijk zien wat de verschillen tussen de modellen zijn. Met name de neus was compleet anders. Oneerbiedig gezegd: de neus was nu veel en veel te groot, met name de overhang aan de voorkant. Iets wat juist bij de twee voorgaande modellen heel erg beperkt bleef. De reden was simpel: aangescherpte eisen voor voetgangersveiligheid. In motorisch opzicht stopte BMW de samenwerking met PSA, heel erg betrouwbaar zijn de motoren niet gebleken.
De nieuwe Mini stond niet alleen op een nieuw platform (UKL1), maar was ook voorzien van nieuwe motoren, waaronder diverse 1.2 en 1.5 driecilinders. De Cooper was voorzien van een 136 pk sterke 1.5 turbo, de Cooper S van een viercilinder met 192 pk. De Mini Clubman keerde terug, maar was nu een veel grotere auto. Interessant voor Nederland is de Mini Electric. De leukste is de Mini JCW GP met 306 pk.
Facelift
Nadat de Mini in een 2018 al een milde update kreeg, kwam er in 2021 een echte facelift. De voorkant is duidelijk anders, met een meegespoten gedeelte in (of onder) de grille. De achterbumper is ook subtiel anders, evenals het interieur.
Meer lezen?
Hieronder vind je de laatste artikelen over de Mini Cooper.