De Bugatti EB110 is de meest ingetogen supercar van zijn tijd. En eentje van de snelste.
Tegenwoordig kennen we Bugatti als producent van de Veyron en Chiron. Velen kennen ook nog de hoogtijdagen van Ettore Bugatti voor de tweede wereldoorlog. Maar er is nog een periode van Bugatti geweest, eentje die veel minder bekend is, maar zeker niet minder belangrijk. Het idee van de wedergeboorte van Bugatti kwam van Romano Artioli. Hij was een gevierd zakenman in Italië. Hij importeerde Suzuki’s naar Italië en had enkele dealers in luxe automobielen. Ook exporteerde hij Ferrari’s naar Duitsland. De doelgroep was hem volkomen bekend.
Hij begon in Modena met zijn nieuwe bedrijf: Bugatti Automobili. De ontwikkeling van de auto begint al in 1987. Artioli nam het heel erg serieus. In veel gevallen gaat het mis met de productiefaciliteiten van supercars. Artioli liet zijn neef (Giampaolo Bedenini) een hypermoderne fabriek uit de grond stampen om supercars te bouwen. Dat gebeurde uiteraard in Modena, simpelweg omdat hier alle luxe en Exclusive Italiaanse automerken zich daar bevinden.
Oprichting Bugatti
De superwagen werd ontwikkeld door Paolo Stanzini, voorheen werkzaam bij Lamborghini. Mauro Forghieri (ex Ferrari) hield zich bezig met de motor. Verder haalde Artioli veel personeel weg bij Maserati en Fiat. Voor het design waren er meerdere gegadigden. Uiteindelijk werd gekozen voor het ontwerp van Gandini, zij het ernstig aangepast. Marcello Gandini was er niet blij mee, maar aangezien Gandini ook de Countach, Diablo én Cizetta V16T ontwierp, was dat niet erg. De auto’s leken allemaal erg veel op elkaar.
De Bugatti EB110 werd onthuld in 1991, als ‘GT’. Niet dat er een non-GT was overigens. Bijzonder aan de EB110 is de kleine V12 motor, die slechts 3,5 liter meet. Echter, het blok kon veel toeren draaien en was voorzien van maar liefst 4 turbo’s! Daardoor leverde de motor 560 pk en 611 Nm. Van 0-100 km/u sprinten duurde slechts 3,45 seconden. De topsnelheid bedraagt 345 km/u.
Techniek Bugatti EB110
Alle EB110’s hebben een handgeschakelde zesbak en permanente vierwielaandrijving. Speciaal daarvoor werd de ingenieur van de Audi quattro weggekocht. Het moest namelijk een supercar worden waarmee je relatief eenvoudig extreem hard kon rijden. Supercars waren rond die periode namelijk nog doodeng met enorme vermogens, minimale rij-assistenten en veiligheidssystemen. De EB110 GT was ook bovengemiddeld luxe. Veel luxer dan een Ferrari F40 (die waren echt kaal) of een Diablo (daarbij deed Lamborghini zijn best om er wat van te maken). De kwaliteit, afwerking en gebruikte materialen bij de Bugatti waren enorm goed voor elkaar.
Op de Salon van Genève in 1992 onthult Bugatti de EB110SS waarbij dat staat voor Super Sport. Dit was een lichtere, sterkere en meer hardcore versie van de EB110 GT. Het scheelde flink in het gewicht, de EB110 SS is namelijk 150 kg lichter. Dat bereikte Bugatti door gebruik te maken van een koolstofvezel koetswerk. De motor is daarentegen goed voor 450 kW, wat omgerekend precies 612 pk is. De EB110 SS kon in 3,25 seconden naar de 100 km/u accelereren en een top halen van 355 km/u.
Failliet
Een lang leven was Bugatti niet beschoren. Onder regie van Artioli kocht Bugatti Lotus Cars. Dankzij Romano Artioli werd de Lotus Elise ontwikkeld. Sterker nog, de Elise is vernoemd naar Elisa Artioli, zijn kleindochter. Het hele plan pakte niet goed uit. Er zijn slechts 139 exemplaren van de Bugatti EB110 gebouwd. Daarvan zijn 106 exemplaren een EB110 GT en 33 stuks een EB110 SS.
Van de ene dag op de andere (in september 1995) was het over en uit voor Bugatti. Ondanks lovende kritieken over de auto was de vraag te laag. Het was de bedoeling om 150 auto’s op jaar te bouwen, een aantal dat dus niet eens in totaal gehaald werd.
Leven na de Bugatti EB110
De auto was echter te goed om niets mee te doen. Daarom maakte de auto diverse malen een doorstart. De bekendste is Dauer. Die namen alle onderdelen over na het faillissement van Bugatti. Dauer kon de onderdelen niet alleen overnemen, maar ook zelf produceren. Dat niet alleen, ze hebben enkele exemplaren gebouwd: één EB110 GT en driemaal een EB110 SS. Dauer maakte meteen van de gelegenheid gebruik om wat verbeteringen door te voeren.
Een andere doorstart was van B Engineering. Waar de Dauer EB110 enorm veel lijkt op de Bugatti EB110, is de B Engineering Edonis compleet afwijkend. De motor was iets aangepast, de cilinderinhoud werd vergroot naar 3,7 liter. Daarbij werden de vier kleine turbootjes vervangen door twee enorme turbo’s. Nog een verschil was dat nu alleen de achterwielen aangedreven werden.
Uiteindelijk zou de Bugatti EB110 een springplank blijken naar de Bugatti Veyron. Beide zijn namelijk een ultracompetente hypercar met vier turbo’s, vierwielaandrijving en een hoop luxe.
Meer lezen?
Bekijk hieronder de laatste artikelen over de Bugatti EB110.