Volgens het knipperende rode lichtje in de hoek van het scherm duurt het niet lang meer voordat de helicopter uit de lucht gaat vallen en dat is het moment dat Jasper en ik aan de vluchtroute beginnen.
[ Eerdere delen lezen? deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7, deel 8, deel 9, deel 10, deel 11, deel 12, deel 13, deel 14, deel 15, deel 16, deel 17, deel 18 ]
Via het scherm zie ik de beveiliger aan de deuren van de hal trekken. Hij zit opgesloten en schreeuwt van alles in z’n portofoon. Z’n aandacht is al lang niet meer voor de helicopter, het alarm in de hoofdhallen is afgegaan en hij wil daar zo snel mogelijk heen.
Dan dooft het zwaailicht boven de deur en hij hij trekt aan de zware deur. Langzaam gaat hij open en meteen verdwijnt hij er doorheen.
‘Jasper!’ Roep ik in de headset. ‘Ik ben mijn beveiliger kwijt.’
‘Waar is hij heen?’ Hoor ik terug.
‘De deuren zijn open gegaan. Hij is onderweg naar Thomas en Michael volgens mij!’ Roep ik in de headset en ik gooi de iPhone terug in de rugzak. Binnen valt de helicopter dood naar beneden.
Ik ren door het natte gras naar Jasper.
‘Jasper, pak je spullen, we moeten nu weg!.’ Roep ik hijgend naar hem in de headset.
Verborgen in de schaduw van het gebouw ren ik verder langs de achterkant van het gebouw. M’n stappen gedempt in de zachte ondergrond.
Jasper staat met z’n telefoon in z’n handen, hij draait het nummer van Thomas. Ik pak z’n tas van de grond en samen rennen we de hoek om. Weg van het gebouw. Het lawaai van de alarmen verdwijnt met elke stap verder naar de achtergrond. We durven nog niet achterom te kijken.
“Vasthouden aan het plan.” Waren de woorden van Thomas. En dat is ook de gedachte als Jasper direct doorgezet wordt met de voicemail van Thomas’ telefoon.
‘Hij neemt niet op.’ Zegt Jasper buiten adem naast me. We rennen langs de gebouwen tegenover het museum. Onze voetstappen weergalmen tegen de stenen muren.
‘Dan moeten we door, zoals afgesproken.’
We gooien de tassen door de voorste portieren in de auto en ik duik op de bestuurdersstoel. Nog voordat Jasper de deur heeft dichtgetrokken trap ik al op het gas. De auto schiet vooruit, de weg op.
—
‘Zitten de kabels vast aan jouw kant, Michael?!’ Roept Thomas over de sirenes heen. Ook hij heeft z’n telefoon voelen trillen in z’n broekzak, om de minuten af te tellen.
‘Ja!’ Schreeuwt Michael. ‘We moeten nu gaan!’
Thomas kijkt op naar de zwaailichten boven de deuren. Ze draaien niet meer en dat betekent dat de deuren weer los zijn. Ze moeten in de lucht zijn als de beveiliging hier is. Hij duikt in de auto en duwt de passagierskant open voor Michael.
Terwijl Michael in de auto springt draait hij het nummer van Nic die direct opneemt.
‘Hijsen, nu!’
Meteen gaat er een ruk door de auto en de touwen spannen zich aan. Gehaakt in elk wiel, met foam tussen het touw en de wielkassen.
‘Thomas, daar!’ Roept Michael en hij wijst door de opening waar ze net doorheen gegaan zijn met de auto.
In het flauwe licht van het nooduitgangbord zien ze de silhouet van een man die aan komt rennen. De auto staat nog steeds met vier wielen op de grond en de beveiliger komt snel dichterbij.
‘Nic, sneller!’
De beveiliger is bijna door de hal heen. Nog 20 meter. Dan kantelt de auto ineens en Thomas en Michael schrikken. De auto schommelt even en gaat dan snel omhoog, maar nog niet snel genoeg. De auto hangt nog maar een meter in de lucht en de beveiliger is nog maar een paar stappen verwijderd van de auto. Michael kijkt hem aan als hij de laatste stappen maakt.
Met alle kracht die hij heeft geeft Michael de deur ineens een duw en hij klapt open. Tegen het gezicht van de beveiliger die met een kreun gestrekt gaat.
Door de open deur kijkt Michael naar beneden, naar de meters die snel tussen hem en de beveiliger ontstaan als de auto verder omhoog gaat.
‘Mooi gedaan, Michael.’ Glimlacht Thomas.
Hij zet de telefoon weer tegen z’n oor en zegt Nic af te remmen.
Door de open ramen sturen Michael en hij de auto zodat die door de opening in het dak past.
‘Thomas,’ Zegt Nic dan ineens via de telefoon. ‘Ik zie vanaf hier zwaailichten.’
‘Waar?’ Vraagt Thomas geschrokken.
‘Ik schat 5 minuten weg.’ Klinkt Nic’s stem voorzichtig.
Ze zijn te vroeg. Denkt Thomas, maar dat zegt hij niet.
‘Dat is genoeg tijd.’ Zegt hij vastbesloten. ‘Je weet wat je wat je moet doen. Ik bel de landingsplek.’
—
De telefoon van Toni trilt op tafel. Hij en Iwe luisteren al minuten naar de sirenes die amper 20 meter bij ze vandaan afgaan. Gedempt, maar hoorbaar.
‘Thomas, is het zover?’
Iwe hoort Thomas niet, maar hij ziet Toni knikken en drukt op de knop op de muur.
De vrachtwagentrailer begint te schudden en het plafond klapt langzaam open. Stof, zand en stenen rollen door de kier naar binnen, en het geluid van de sirenes wordt niet langer gedempt. Als het plafond helemaal open is kijken ze naar boven. Naar de onderkant van de Bugatti, en naar de gezichten van Thomas en Michael.
—
Precies, maar ook zo snel mogelijk zet Nic de auto neer. Zodra de auto veilig staat zet hij de knop om die de kabel binnenhaalt en staat op. Hij is klaar. Hij pakt van achter z’n stoel z’n rugzak en zwaait de deur van de cabine open. Hij kijkt naar de zwaailichten die door de straten van Parijs racen. Het wordt tijd dat hij gaat.
Hij werpt een laatste, snelle blik in de cabine. Gooit dan z’n telefoon naar beneden en trekt met z’n rugzak op z’n rug een springt naar het einde van de giek van de kraan. 3 stappen. 2 stappen. Een laatste grote stap. En dan valt hij naar beneden. Door de nacht.
Hij laat de hulpparachute los en hij voelt hoe de parachute uit z’n rugzak getrokken wordt en een paar seconden later glijdt hij door de lucht. Op weg naar de glinsteringen van de Seine, waar hij zich door de stroming Parijs uit zal laten voeren.
—
Een voor een laten Thomas, Michael, Toni en Iwe zich door de kleine opening in de onderkant van de trailer zakken. Iwe trekt het verborgen luik dan dicht.
Thomas kijkt ze alledrie aan. ‘Gefeliciteerd, het eerste deel is klaar. Nu moeten we nog zien weg te komen. Volgens Nic is de politie dichtbij, dus we hebben geen tijd te verliezen. Tot in België!”
Iwe knikt en hij rent samen met Toni en Michael naar de truck. Thomas rent naar de straat waar ik met de Peugeot net voor rijdt. Ik trap op de rem en hij duikt in de auto.
Het 12e smsje komt binnen en dat betekent twee minuten voorsprong.
Bij het wegrijden springen de lampen van de vrachtwagen aan. Het grote, felle licht schijnt door de straat en het enorme ding komt in beweging. Het geraas van de zware motor komt boven de sirenes uit en Thomas, Jasper en ik kijken naar hoe het gevaarte op de hekken afdendert. Dan met een enorm kabaal breekt de vrachtwagen er doorheen. De stukken klappen over de weg en een aantal lampen sneuvelen, maar de vrachtwagen rijdt onverminderd hard door de kruising over en de lange weg langs de Seine in.
Nu wij, met nog maar anderhalve minuut voorsprong. Ik kijk in de achteruitrij spiegel, daar waar de politie vandaan hoort te komen. Leeg.
De weg voor me ook.
De vrachtwagen met Iwe achter het stuur dendert over de klinkers. Het klappen van de banden galmt door in de aanhanger. Het is een lange weg naar de rand van de stad, maar er is geen haast. Niemand in deze hele stad is op zoek naar deze vrachtwagen.
Toni kan een glimlach niet onderdrukken. Ze hebben het gedaan. De duurste auto van de wereld en ze hebben hem zonder te beschadigen kunnen stelen. Op het ruitje na dan, wat overigens ook een leuk sommetje zal kosten.
Thomas kijkt op z’n telefoon. Het 14e smsje is bezig met verzenden. Ze hebben het gedaan. De auto is uit het museum en ze zijn onopgemerkt weggekomen. Hij is gepast trots. Ze hebben een hoop rotzooi gemaakt bij het stelen, en dat levert altijd minpunten op.
Boven de stad beginnen de eerste zonnestralen het donker te verdrijven. De silhouetten van de hogere gebouwen tekenen zich duidelijker af tegen hun horizon. Over een paar uur komt de hele stad weer op gang en hoort de wereld wat er die nacht gebeurt is.
Thomas kijkt weer op z’n telefoon. Naar het gps signaal van de vrachtwagen. Iwe en Toni zitten net op de snelweg. Verborgen in de eindeloze stroom vrachtwagens die de nacht doorgewerkt hebben.?Ineens gaat de telefoon af. “Lucifer” zegt het scherm. Thomas kijkt ons vragend aan. Waarom belt hij nu? Twijfelend drukt hij op de knop en zet de telefoon op luidspreker.
‘Goedenavond, meneer Deiring. Het is een goede avond neem ik aan?’ Klinkt het aan de andere kant.?‘Het is een goede avond.’ Zegt Thomas resoluut. ‘Wat kan ik voor u doen?’
‘Dat is het ding, meneer Deiring, er is niets meer wat jullie voor mij kunnen doen.’
‘Hoe bedoelt u dat?’ Vraagt Thomas direct.
‘U heeft uw werk gedaan. De vrachtwagen zal op het afspreekpunt staan, dus ik heb u niet langer nodig.’
Thomas, Jasper en ik kijken allemaal gespannen naar de telefoon. Afwachtend van de volgende woorden van Lucifer.
‘In de telefoon die Jasper van mij heeft gekregen zit een GPS zender. Ik weet dus precies waar jullie op dit moment zijn.’ Jasper grist direct z’n telefoon uit z’n zak, trekt de accu er uit en gooit het geheel uit het raam. Lucifer gaat onverstoord verder.
‘Voordat ik jullie heb gebeld, heb ik anoniem de politie in Parijs gebeld en verteld over jullie invulling voor de avond. Ze zijn zeer geïnteresseerd in een gesprek met jullie. Uiteraard heb ik dus een beschrijving van jullie vervoer, en jullie locatie doorgegeven.’
‘Smerige rotschoft.’ Gromt Thomas in de telefoon.
‘Wel nu, meneer Deiring, het is eten of gegeten worden toch? Immers, had u niet samen met de heer Brans een eigen plan?’
Thomas kijkt stil voor zich uit. Door de voorruit naar de lege straat. Ineens springen er koplampen aan. Midden op straat. Het verblindende licht maakt het onmogelijk om te zien wat voor auto het is. Het wordt stil in de auto.
‘Dat dacht ik al. Heren, bedankt voor het stelen van mijn auto en succes.’ Klinkt de stem van Lucifer door de telefoon waar niemand meer naar luistert. De verbinding wordt verbroken en we blijven achter in deze straat.
De auto tegenover ons blijft onbewegelijk staan. Ik rem de Peugeot af tot we bijna stilstaan. Achter ons springen plotseling ook lichten aan, geparkeerde auto’s. Twee.
We houden onze adem in. We zijn ingesloten. Langzaam komen de drie auto’s in beweging. Ik zie de twee in de achteruitrijspiegel op de auto afkomen. In het licht van de lantaarnpalen zie ik kort de tekst op een van de motorkappen. “Gendarmerie”.
Thomas heeft het ook gezien.
‘Alex, ik hoop dat je een oplossing hebt.’ mompelt hij.
Ik blijf in de spiegel kijken. De auto’s zijn inmiddels dichtbij en ik probeer de opties in te schatten.
‘Thomas, ik ga straks vol gas achteruit. Ik wil dat je jouw deur dan open gooit, begrepen?’ Zeg ik vlug tegen hem. Hij kijkt me onderzoekend aan maar knikt.
‘Oke, nu!’ Roep ik en ik gooi de auto in de achteruit. De motor jankt en ik laat de koppeling schieten. De auto schiet achteruit en Thomas en ik gooien onze deuren open. We vliegen op de auto’s achter ons af en voordat de auto’s de kans krijgen om ons te blokkeren glippen we er tussen door.
Met enorm geweld klappen de open deuren tegen de voorkanten van de auto’s aan. Glas sneuvelt en metaal verwringt als de deuren van de auto afgerukt worden. De koplampen van de auto’s sneuvelen onder de klap, maar we zijn er door. We kijken naar de achterkanten van de auto’s aan waar meteen de achteruitrijlichten aanspringen. De voorste auto geeft gas en probeert snel om de twee beschadigde auto’s heen te rijden die bezig zijn met keren. Maar voor ze dat helemaal lukt trap ik de rem in en gooi de auto in de eerste versnelling. Voordat ze doorhebben wat er gebeurt stuur ik er omheen en trap het gaspedaal tot op de vloer in. De auto’s rommelen om de goeie weg op te komen zonder elkaar te raken en dat geeft me tijd om weg te komen. Maar niet ver, want de auto die ik heb is hier niet op gebouwd.
De schrik is op de gezichten van Jasper en Thomas te lezen. De wind waait in m’n gezicht en Thomas klampt zich vast aan het handvat boven de plek waar eerst nog een deur zat.
Ik geef een ruk aan het stuur en we vliegen een steeg in. In de spiegels zie ik de eerste auto alweer snel dichterbij komen. De zijstraatjes schieten voorbij terwijl ik er voorbij vlieg. Het gaspedaal nog steeds niet los van de vloer.
De vering wordt tot op het einde van haar kunnen ingedrukt als de banden voer putten heen klappen. De glooiingen in de weg voelen als drempels met deze snelheid en we horen de onderkant van de auto over de grond slepen bij elke landing. De eens mooie Peugeot daalt heel snel in waarde.
Aan het licht van de lantaarnpaal zie ik dat er een grote weg aan zit te komen en zo mogelijk trap ik het gas nog verder in. Een tweede auto is aangehaakt bij de achtervolging en rijdt maar een paar meter achter de andere politie auto.
Oranje lichten van de lantaarnpalen glanzen in de verwrongen voorkant. Zelfs de motorkap heeft een goeie tik gehad door de deuren.
Dan ineens trap ik vol op de rem. De auto achter me schrikt en trapt de rem net zo diep in. De steeg vult zich met het geluid van glijdende banden. De hoge, snijdende piep. De achterste auto ziet het te laat en botst tegen de achterkant van de andere auto die daardoor opzij gedrukt wordt tegen de muur. De zijkant sleept hard langs het beton en schrapend komt de auto tot stilstand.
‘Door, door, door!’ Roept Jasper vanaf de achterbank terwijl hij door de achterruit kijkt naar de auto’s. De voorste auto probeert weg te sturen bij de muur, maar de stuurinrichting is beschadigd en bij elke beweging schraapt de auto verder langs de muur. Bij de achterste auto komt dikke witte rook uit de motorkap. De koelvloeistof stroomt rijkelijk over de grond, maar hij laat zich niet stoppen. Met zichtbare moeite probeert de auto zich er langs te wringen, maar ik wacht hem niet af. Ik draai de grote weg op en probeer zo snel mogelijk weg te komen van de steeg.
‘Waar is de derde auto?’ Roept Jasper vanaf de achterbank in een poging boven de windruis uit te komen.
‘Geen idee, waar ging hij heen?’
‘Weet ik veel!’
De auto vliegt over verhoogde kruisingen. Ik voel dat de auto het niet lang uithoudt op deze manier, maar ik wil zo snel mogelijk zo ver mogelijk bij de politie auto’s vandaan.
Dan ineens, uit een van de zijstraten komt de politieauto weer tevoorschijn.
‘Nee!’ Schreeuwt Thomas. Jasper grijpt zich vast aan de stoelen en ik doe niets anders dan remmen. Remmen zo hard ik kan. De auto blijft maar glijden. De politieauto remt niet en schiet net langs de voorkant. Al glijdend tikken we de zijkant van de politie auto aan die ons meeneemt in z’n gang.
Onze auto begint ongecontroleerd te tollen. Ik klamp het stuur vast, de klap afwachtend. De klap die komt als we de stoeprand tegenkomen. Met alle snelheid die nog in de auto zit schiet de voorkant de stoep op waarbij de velg breekt. De auto zakt naar beneden en komt met de voorkant over de stoep tot stilstand.
De auto is afgeslagen. Zwaar ademend hou ik het stuur vast. In de spiegel zie ik Jasper tegen de deur aan liggen. Z’n hoofd bloedt, maar hij is wakker en drukt tegen de deur aan die open valt.
Thomas’ is er minder goed aan toe. Z’n arm is door het tollen via de open deur naar buiten gezwaaid en daarna gebroken door de klap. Z’n arm hangt in een misselijkmakende hoek, maar ik lijk de enige te zijn die er last van heeft. Hij drukt op het knopje van de gordel en laat het ding vrij langs z’n buik schuiven. Hij wurmt zich uit de auto en strompelt naar de politie auto.
Door ons aantikken is de politieauto gaan schuiven in plaats van de kruising recht over te steken. De auto is met de zijkant tegen een lantaarnpaal en een rij geparkeerde auto’s geknald. De hele zijkant is naar binnen gedrukt. De rij auto’s er achter zijn op elkaar geschoven.
Voorzichtig kijkt Thomas door het raam naar binnen. Een van de inzittenden zit verwrongen onder de deur, de ander hangt slap in de gordels. Van een afstand kijk ik toe. M’n telefoon trillend in m’n handen. Ik kijk naar het wrak en dan weer naar m’n telefoon.
Met trillende vingers druk ik op de drie toetsen. Voorzichtig breng ik de telefoon naar m’n oor.
‘Alex, hang op.’ Zegt Thomas zonder kracht in z’n stem als hij me ziet bellen. ‘We verraden onszelf.’
‘Dat kan me niet schelen, we kunnen ze hier niet achterlaten.’ Zeg ik resoluut en ik loop weg.
‘Waar is Jasper?’ Vraag ik Thomas als ik terugkom.
Thomas zit op de stoeprand naast onze auto en probeert z’n arm te ondersteunen. Voorzichtig kijkt hij op, ik lees de pijn in z’n gezicht. ‘Geen idee.’ Mompelt hij en kijkt weer naar z’n arm. ‘We moeten nu gaan, Alex. Nu.’
Ik knik en kijk om me heen. Verderop start een auto en er wordt kort op de toeter gedrukt. Jasper!
Ik trek Thomas van de grond en loop snel naar de auto toe. Een oude Fiat 500. Ik grijns. Wat een perfecte auto. Jasper gooit de passagiersdeur open en helpt Thomas naar de achterbank. Dan klapt hij de stoel terug en neemt naast me plaats.
‘Probeer deze heel te houden als je wilt.’ Glimlacht hij bijna onzichtbaar.
De weg de stad uit wordt verlicht door een enorme stroom politieauto’s en bij elk zwaailicht spannen al m’n spieren aan. Maar pas bij het zien van de ambulance keert m’n maag om. Langzaam rij ik door de straat. De ambulance rijdt met hoge snelheid langs ons. Zwaailichten en sirenes. Parijs wordt wakker met onze chaos.
Ik wil weg, en na een lange nacht rij ik eindelijk de oprit op richting België.
Monotoon glijdt het asfalt onder de kleine bandjes door. Het motortje raast om de 120 vast te houden. De laatste straatlantaarnen op de ring van Parijs reflecteren in de beige lak van de auto. Jasper is weg. Verslagen hangt hij in z’n gordels. Z’n gezicht tegen de wand van de auto.
Thomas kijkt naar buiten. De pijn in z’n arm weerhoudt hem van slaap. Hij moet naar een ziekenhuis, maar ik weet dat ik hem dat niet hoef voor te stellen.
Ik voel hoe de adrenaline uit m’n bloed begint te verdwijnen. De spanning van de nacht heeft z’n tol geëist en ik voel de moeheid toeslaan. De zon komt voorzichtig over de horizon kijken en trekt lange schaduwen. Ik kijk door het zijruitje naar ons silhouet. Het is mislukt. We hebben Lucifer niet kunnen pakken. Alles was voor niets.
Gapend kijk ik door de voorruit. Teneergeslagen, met maar een doel. Thuiskomen.
Een stuk achter ons rijdt een Audi S8. Donkere lak, donkere ramen. De auto rijdt al vanaf Parijs achter ons aan, maar ik ben te moe om het te merken.
Ineens gaat m’n telefoon. Versuft als ik ben schrik ik er van. Jasper wordt ook wakker.
‘Wie is het?’ Gromt hij met z’n ogen half open.
‘Iwe.’ Zeg ik zachtjes, starend naar het scherm. ‘Ze weten niets van Lucifer.’
Thomas krabbelt overeind van de achterbank. De pijn in z’n arm wordt met elke oneffenheid in het asfalt aangestipt.
‘Niet opnemen!’ Kreunt hij.
‘Waarom niet?’
‘Dan weet Lucifer dat we niet gepakt zijn, we moeten hem pakken bij de vrachtwagen.’
Ik kijk nog een keer naar het scherm en druk dan de rode toets in. Onbewust trap ik het gaspedaal dieper in.
En de Audi volgt.
De grens komt dichterbij. Net over de grens, in Pommeroeul, hebben we afgesproken. De vrachtwagen staat geparkeerd bij een wegrestaurant, tussen alle andere vrachtwagens. Daar zouden ze wachten.
Een kwartier later rijden we de straat in waar het wegrestaurant zit. Thomas, Jasper en ik zijn klaarwakker. We kijken door het kleine voorruitje naar de parkeerplaats.
‘Daar.’ Wijst Jasper. ‘Daar staat de vrachtwagen, 42D.’
Thomas en ik volgen de vinger van Jasper. De vrachtwagen staat er inderdaad. Verborgen in de zee van vrachtwagens.
Langzaam rijden we voorbij de rijen vrachtwagens die ons scheiden van onze vrachtwagen. Als er een ruimte tussen de vrachtwagens tevoorschijn komt parkeren we onze gestolen auto. Zoveel mogelijk uit zicht.
Vanuit de verte kijkt de Audi toe.
De deur van onze Fiat 500 valt in het slot. Het is stil op de parkeerplaats. Het is nog vroeg in de ochtend en iedereen slaapt nog.
Met een handgebaar gebaart Jasper ons om stil te zijn. In de verte klinken stemmen. De woorden zijn niet herkennen, maar de stem staat ons allemaal in het geheugen gegrift. Lucifer.
Langzaam lopen we richting de stemmen. Steeds dichterbij tot we ze verstaan.
‘Verdomme waarom staan hier zoveel vrachtwagens. Dit is onmogelijk werken.’ Klinkt de stem van Lucifer.
Ik laat me op m’n buik vallen en kijk onder de vrachtwagens door. Twee vrachtwagens verder zie ik 3 paar benen. De bruin gelakte schoenen onmiskenbaar van Lucifer.
‘Goedemorgen.’ Klinkt het ineens achter ons. Direct draaien we ons om en kijken in de loop van een pistool.
‘Ik heb het vermoeden dat mijn baas jullie wel eens wil ontmoeten.’ Gromt de man die het pistool vast heeft.
‘Marnix!’ Roept hij zonder z’n ogen van ons af te halen.
Thomas staat het dichtstbij, maar met z’n gebroken arm kan hij niets anders dan toekijken en afwachten.
Met dezelfde rust als altijd loopt Lucifer, Marnix zo blijkt, de hoek om. Leunend op z’n stok. Hij kijkt ons even aan.
‘Beste heren, ik had u niet verwacht te zien hier. Ik neem aan dat ik dit genoegen aan de heer Brans heb te danken?’
Vernietigend kijk ik hem aan. Ik voel m’n vingers jeuken. Wat ik die man allemaal aan zou doen als dat pistool er niet was geweest.
Lucifer grijnst. ‘Uw beste kans was om gearresteerd te worden. Nu gaat u hetzelfde lot als David tegemoet.’
Jasper’s gezicht vertrekt. Lucifer weet van David.
‘Uiteraard Jasper, je had toch kunnen weten dat als jij een GPS tracker in je telefoon had, David dat ook had. Maar maak je geen zorgen, je geheim is veilig bij mij hoor.’ Lucifer glimlacht. ‘Doe hem vooral de groeten straks.’
De man met het pistool richt z’n geweer op Jasper die ineenkrimpt.
‘Wacht!’ Roept Thomas. ‘Je bent nog op zoek naar de vrachtwagen, toch?’
Lucifer kijkt weer naar Thomas. ‘Ja, maar die vinden we ongetwijfeld, meneer Deiring. Geduld is een schone zaak. Ik wacht al meer dan 60 jaar.’
‘Zonder ons vindt u de auto niet.’ Antwoord Thomas.
‘Oh, maar ik denk van wel. De vrachtwagen staat hier, en ik wacht gewoon op de enige vrachtwagen die niet weg gaat.’
Thomas grijnst. ‘Denkt echt dat we de vrachtwagen met die vracht, hier zouden laten staan? Heeft u enig idee hoeveel diefstal er is op dit soort plekken?’
Lucifer kijkt Thomas even onderzoekend aan. Thomas blijft hem grijnzend aankijken. ‘Domme man, geen wonder dat u ons nodig had om die auto te stelen. U bent zelf te oud en te dom.’
Lucifer grijpt het pistool uit de hand van z’n medewerker en richt het op Thomas.
‘Meneer Deiring, denk goed na over uw volgende woorden. Als het niet de juiste zijn, dan zijn het uw laatste.’
Thomas kijkt Lucifer diep aan. ‘Doe het dan, vergooi de kans om die auto ooit nog te vinden.’ Zegt hij zacht.
Het schot galmt door m’n oren. Het geluid weerkaatst tegen de vele vrachtwagens en pas seconden later maakt het geluid plaats voor een luide piep.
Thomas ligt op de grond. Het bloed stroomt uit z’n buik. Vluchtig haalt hij adem. Hij kijkt Lucifer aan. De rook komt nog uit de loop van het geweer.
‘Mis.’ Kreunt hij met een halve grijns.
Lucifer kijkt hem even aan. Hij geeft het pistool terug en hurkt naast Thomas neer. Met z’n vingers drukt hij op de hand van Thomas die hij over de wond heeft gelegd. Thomas kreunt van de pijn, maar kan met z’n gebroken arm Lucifer niet wegduwen.
‘Nee meneer Deiring, deze wond is wel degelijk dodelijk als u niet binnen nu en een uur in het ziekenhuis bent. Als u mij verteld waar de vrachtwagen staat, dan zou ik wel eens een ambulance voor u kunnen bellen. Indien u dat niet doet, dan laat ik u hier creperen en ga ik verder met Alex. Maakt u zich geen zorgen, ik vind die vrachtwagen. Met of zonder uw hulp.’
Thomas zucht en laat z’n hoofd zakken. Hij kijkt onder de vrachtwagens door en ziet Michael op z’n knieën zitten. Hij knikt en steekt z’n duim op.
‘Oke,’ Zegt Thomas. ‘De vrachtwagen staat op het parkeervak hiervoor. 9 plaatsen verder. Blauwe cabine. Het is een zandauto met nummer 42D.’
Lucifer staat op en glimlacht naar Thomas. ‘Was dat nou zo moeilijk?’ Hij tilt het geweer weer op en richt het op het gezicht van Thomas.
‘Wat doe je!?’ Roept Jasper.
‘Ik heb jullie niet meer nodig, Jasper. Ik ruim de losse eindjes op.’ Grijnst Lucifer. ‘Als iemand dat begrijpt, ben jij dat Jasper.’
Plotseling klinkt er achter Lucifer een harde klap. De galm van metaal. Een van de mannen van Lucifer valt bewusteloos voorover. Toni staat trillend achter hem. Met de metalen pijp nog in z’n handen. Lucifer tilt snel z’n pistool op, maar Jasper grijpt snel z’n arm en draait hem achter z’n rug. Hij grist het pistool uit z’n hand en drukt het tegen de kin van Lucifer.
‘Ik zou heel goed nadenken over jullie loyaliteit naar deze man, heren.’ Zegt hij tegen de mannen van Lucifer.
Michael staat naast Toni. Z’n vuisten in de aanslag. Toni met de metalen pijp.
‘We deden alleen ons werk.’ Zegt een van de mannen snel.
Jasper grijnst. ‘Dat begrijp ik, maar zoals je kunt zien heeft je baas niet zo lang meer.’
Lucifer probeert zich los te wringen, maar Jasper heeft hem stevig vast en hij drukt het geweer harder tegen de kin van de man.
Lucifer kijkt smekend naar de mannen, maar die lijken hun beslissing genomen te hebben. ‘Doe wat jullie willen doen, wij zijn hier nooit geweest.’
Ze tillen hun collega op die bewusteloos op de grond ligt en lopen snel naar de BMW. Lucifer kijkt verslagen naar de auto als die wegrijdt en Jasper voelt dat hij is opgehouden met kracht zetten. Hij laat hem los en met z’n hand tegen de vrachtwagen laat Lucifer zich op de grond zakken. Hij durft niet op te kijken. In z’n gezicht is de teleurstelling te zien van een man die bijna alles had en het allemaal kwijt is.
Ik kijk naar hem. Het is moeilijk voor te stellen dat deze man onze levens zo beïnvloed heeft. Dat alles wat er gebeurd is, gebeurd is omdat hij dat wilde. De macht is weg.
Lucifer zucht en kijkt op naar Jasper. ‘Wat nu?’
Voordat Jasper antwoord kan geven gaat de telefoon van Thomas en met zichtbare pijn wringt hij het ding uit z’n broekzak. In verbazing kijken we toe. Waarom neemt hij nu op?
‘Met Thomas.’ Kreunt hij.
Hij knikt en hangt op. Hij laat de telefoon uit z’n handen glijden en laat z’n hoofd zakken. Hij kijkt naar de lucht.
‘Mijn bureau is hier.’ Zegt hij zacht.
Het slaan van deuren klinkt. We kijken allemaal in de richting van het geluid. Een donkere Audi S8. Uit de auto stappen twee mensen. Een man en een vrouw. De vrouw heeft in haar handen een map met papieren. Ze lijken totaal niet onder de indruk van wat ze zien.
Thomas zucht en doet z’n ogen dicht. Jasper houdt het pistool strak op Lucifer gericht.
‘Heren, zullen we met Marnix eens bij de vrachtwagen kijken?’ Zegt de man, gekleed in donker pak. Het is een mededeling en Jasper kijkt vragend naar Thomas, die knikt.
Maar Lucifer schud wild z’n hoofd. Met schrik in z’n ogen kijkt hij naar de man. Hij wil niet naar de vrachtauto.
De man in pak glimlacht naar hem. ‘Maar Marnix toch, dit is toch wat je wilde?’
‘Waarom zijn jullie hier?’ Roept hij angstig.
De man in pak zegt niets, maar de vrouw begint door haar papieren te bladeren.
‘Ah,’ Zegt ze als ze het juiste papier heeft gevonden. ‘Indien er complicaties optreden bij gebruik van onze uitzendkrachten, zal er contact opgenomen worden met het bureau. Deze zal de situatie zo goed mogelijk proberen op te lossen.’
De man in pak knikt en bekijkt het tafereel. ‘Zoals ik het hier zie, is er een probleem, of niet Marnix? Wat staat er nog meer in het contract Diana?’
De vrouw vervolgt haar voorlezen. ‘In geen geval zal de afnemer zelf maatregelen treffen om de problemen met de uitzendkracht te corrigeren.’
De man loopt langs me heen en buigt even over Thomas heen. ‘Beste Marnix, het lijkt er op dat die beide regels met voeten getreden zijn. Je begrijpt wel dat dit voor ons een zeer vervelende situatie is. Stel bijvoorbeeld dat Thomas in het ziekenhuis moet uitleggen hoe hij aan deze wonden komt. De politie zou zo maar eens bij ons op de deur kunnen komen kloppen.’
Hij trekt Lucifer aan z’n jasje omhoog en drukt hem met z’n rug tegen de vrachtwagen. ‘Je begrijpt dat wij dat liever niet hebben.’
Lucifer kijkt naar de grond en knikt zachtjes.
‘Laten we eens kijken naar wat er in de vrachtwagen zit. Diana, geef jij Jasper de enveloppe die wij bij de politie vonden?’ En hij kijkt in de richting van onze vrachtwagen.
Diana geeft Jasper de enveloppe. Lucifer kijkt er met open mond naar. ‘Hoe komen jullie daar aan?’ Stamelt hij.
Jasper keert de enveloppe om. Foto’s en al zijn gegevens vallen er uit. Hij kijkt er stil naar. Dan kijkt hij naar Lucifer die ineenkrimpt bij de blik die Jasper hem geeft.
Jasper stapt op hem af en Lucifer krimpt nog verder ineen. Hij tilt z’n armen op ter verdediging, maar Jasper slaat niet.
‘Laten we inderdaad eens bij de vrachtwagen kijken.’ Sist hij tegen Lucifer.
Michael en ik trekken de zware klep van de vrachtwagen omhoog. Jasper heeft Lucifer aan z’n arm vast. Met ingehouden adem kijkt Lucifer naar de klep die langzaam omhoog gaat.
‘Hij is leeg!’ Roept hij.
Thomas hangt om de schouder van Toni en lacht. ‘Ik zei toch dat u de auto niet zou vinden zonder ons.’
Lucifer kijkt hem aan. ‘Wat hebben jullie met de auto gedaan?’ Mompelt hij.
Thomas laat zich op de grond zakken. ‘We hadden twee vrachtwagens. Allebei exact hetzelfde als de vrachtwagens die er al stonden. Dit is eentje. 42D. De andere, 42C staat daar nog. We hebben een ruimte gemaakt onder het zand waar de auto in past.’ Hij zucht en leunt met z’n rug tegen de grote band van de vrachtwagen.
‘Maar waarom? Waarom de auto daar laten?’ Vraagt Lucifer.
’42D wordt gezocht, die zouden we bij u brengen. De politie zou de vrachtwagen via camera’s gevolgd hebben en zo bij u uitgekomen zijn. U heeft mijn plannen als het goed is.’
Lucifer knikt langzaam.
Thomas gaat verder. ‘Die zouden bij een huiszoeking gevonden worden en wanneer u opgepakt wordt zouden wij verdwijnen. U zou ons niet verraden, want dat is hetzelfde als bekennen. U zou hopen dat alles overwaait, en dat zou het doen, want de andere vrachtwagen. 42C, met daarin de auto, zou vanzelf gevonden worden. In het beste geval verdwijnt u in de gevangenis. In het ergste geval wordt u vrijgelaten. Maar u zou nooit naar ons op zoek gaan, want u weet dat de politie u verdenkt. Naar ons zoeken zou alleen maar verdacht zijn.’
Thomas glimlacht en doet z’n ogen dicht.
Ik spring van de vrachtwagen af. ‘Thomas moet naar een ziekenhuis.’
‘Daar kan hij zo heen.’ Zegt de man in pak.
Hij wenkt de Audi en gebaart Marnix om in te stappen. Met gebogen hoofd strompelt hij naar de auto en verdwijnt achter de getinte ramen.
De man in pak draait zich om naar ons. ‘Heren, als u alles vergeet wat er gebeurt is ziet ons nooit meer. Praat er over, en we vinden u. Waar u ook bent.’
—
‘Niet remmen, gas blijven geven!’ Roep ik tegen de bestuurder.
De auto glijdt over het asfalt naar de buitenkant van de bocht. De auto trilt terwijl de banden zoeken naar grip op het bloedhete asfalt. De achterkant glijdt tegen de curbstones aan en de auto schokt.
Michael kijkt naar de auto die over het circuit vliegt. De goudgele Ascaris heeft geen enkele moeite met de bochten die het Spaanse thuiscircuit hen bieden.
‘Pak hem via de binnenkant!’ Roept Rodney boven de jankende motor uit tegen zijn bestuurder. ‘Inremmen, en ja, nu gas geven!’
De auto van Rodney schiet langs mijn kant van de auto. Ik grijns naar hem door de zijruit. Ik pak hem wel bij het uitgaan van de bocht.
‘Komen jullie nog binnen, of gaan jullie op velgen rijden zo?’ Klinkt de stem van Toni via de intercom. ‘Die mensen zijn hier ook voor hun plezier.’
We rijden de pitstraat in en Michael zet de rolstoel van Rodney bij de deur.
Toni heeft water op de tafel gezet voor ons en de bestuurders die breed grijnzend hun helm afdoen.
Ze schudden mij en Rodney de hand. ‘Het was weer een geweldige les, mannen. Bedankt.’
theuving zegt
Wat een verschrikkelijk lange lap tekst, dit is toch autoBLOG?
gizmothestig zegt
Eindelijk is het afgelopen
sir_smokalot zegt
Nou inderdaad, eindelijk komt er een eind aan die man die in mijn huis binnendringt en me met een pistool op het hoofd dwingt elke letter te lezen!
Benjamin1 zegt
@sir_smokalot: bij jou ook al?
OT: leuk voor een keer, nog steeds weinig kleur in de personages…
focusrs zegt
Met plezier alle delen gelezen, alleen het eind vind ik persoonlijk wat kort door de bocht. Maar niettemin een mooi verhaal! Top :D
Hubert zegt
Eindelijk terug naar auto’s maar weer?
Volgende keer AUB plaatsen op de Flair site.
Hupke zegt
@Hubert:
Waarom zou Lemster? Als je niets van het verhaal wil missen moet je maar vaker op AB zitten dan op de site van de Flair.
OT: Zonde dat het gedaan is, ik had het liever wat langer en uitgebreider gezien.
Rotary1 zegt
Opzich had er nog wel een deel 20 mogen zijn :P
Mooi verhaal desalniettemin!
devos zegt
-edit: nutteloze bijdrage-
jeroenr zegt
Goed verhaal. Iedereen heeft zijn smaken, de één vind het mooi en de ander houdt het op Flair. Zeer amusant en vermakkelijk. Bonuspunten
mrdj zegt
heb alle delen gelezen maar sommige dingen werden wel wat vaag , soms leken het net allemaal aparte verhaaltje met dezelfde namen. maar respect dat je zo boeiend kan schrijven:)
Cantago zegt
Veel fouten, ook in dit deel. Ook is het allemaal wat onsamenhangend af en toe en moet je goed zoeken wat er nu bedoeld wordt of wat er gebeurd. Maar dat maakt het niet minder spannend! Want ik heb ieder deel aandachtig doorgelezen! Het eind had van mij nog wel een tikje uitgebreider gemogen, dit is net ietsje te krap eigenlijk…
Apache zegt
Autoblog doelgroep fail.
rimmert zegt
@Apache: jij met nickname ook hier op AB.
Heb het wel kunnen waarderen de verhalen! Jammer dat het is afgelopen. Einde had idd iets ruimer gemogen. Bunusdeeltje 20 dan maar, om het mooi af te ronden en het getal mooi te maken?
technopatat zegt
Ik heb ze allemaal gelezen, kheb er veel plezier in gehad en toen ik zag staan einde dacht ik: NEEE, nog niet :p! Ik had ook graag een uitgebreider 20e deel gehad als einde! Maar desalniettemin (is dat een woord?) een prachtig verhaal, ik heb er veel plezier in gehad!
aan alle zagen: Klik dan niet hé, lees het artikeltje er boven of onder! Of ga naar Youtube, daar kan je bewegende beeldjes bekijken! is niet zo lastig!!!
Hubert zegt
@technopatat:
Ga naar de bieb en haal een echt boek
technopatat zegt
@Hubert: heb ik al veel gedaan! miss ben ik apart maar ik heb graag verhalen met veel gaten in, mijn eigen fantasie kan dan veel invullen ;)! en als er nog eens leuke auto’s in vermeld staan –> dubbel feest
Citrofiel zegt
Ik heb ooit eens één deel gelezen, maar verder ben ik niet gekomen. Nu de totale grootte van deze leesuitdaging duidelijk is kan ik me er wellicht eens toe zetten het van a tot z te lezen.
Citrofiel zegt
@Citrofiel: Voor de duidelijkheid, ik vond dat ene willekeurige deel belovend genoeg om toch eens de rest te willen lezen. :)
nillus zegt
thijs goed bezig super jammer dat dit het einde is
ik hoop in de toekomst een ander verhaal te kunnen volgen
ik pb je nog wel ;)
lemster zegt
@ Iedereen die het leuk vond, bedankt :)
Leuk om te horen dat jullie het leuk vonden om te lezen. Ik wil best een laatste deel bijschrijven. Die zal dan niet op Autoblog geplaatst worden, maar die kan ik in m’n profiel plaatsen eventueel.
Zeg maar welk gedeelte er uitgebreid moet worden.
@ Iedereen die het minder vond, no offence taken. Zoveel mensen, zoveel wensen. Hoop dat het niet te storend was dat het er toch stond.
theuving zegt
@lemster: Ik heb er wel wat van gelezen, is niet slecht. Alleen Autoblog zou niet het medium voor jou moeten zijn :-)
ddw zegt
heb er weer van genoten! alleen jammer dat het nu is afgelopen
bodejodel zegt
Met enorm veel plezier gelezen! Lemster, ik ken je achtergrond niet, maar ga er o.a. gezien de plaats van publicatie vanuit dat je een beginnend schrijver bent? VOORAL NIET STOPPEN! Er zijn altijd te weinig boeken in dit genre. Goeie thrillers zijn altijd welkom, zeker met wat auto gerelateerde content.